Eigenlijk zou je geld toe moeten krijgen om je vrijwillig te begraven in een magazijn vol ballen en blèrende baby’s.
Maar vooruit, het stormt, dus we betalen toch maar voor de herrie. Verder blijft de portemonnee dicht. Nouja, koffie en ranja halen we wel. Zonder cafeïne en vocht overleven we het sowieso niet. Thuis kan ik voor die prijs 10 kannen maken, dus wat mij betreft hebben we de indoorkas zo voldoende gespekt. De rest halen we uit de groot uitgevallen handtas.
Het genieten kan beginnen. Als vermoeid kijkende vaders met geluid producerende wandelwagens op elkaar staan te wachten bij zelf gecreëerde kruispunten, hun armen hengelend naar een jengelende peuter, sla ik zuchtend van genot mijn bladzijde maar weer eens om. De enige beweging die mijn benen maken is als ik ter afwisseling de één weer op de andere leg. Geen enkele ‘mama’ hulproep is voor mij. Slechts aandachtsroepen komen uit de mond van een blij blozende blondie of mini Siem, die weer eens een top heeft bedwongen. Volkomen ontspannen wuif ik terug, en glimlach nog even naar mijn zwetende buurvrouw die alwéér met peuter en luier onder de arm de eindeloze wc reis aanvangt.
Zoveel mensen en herrie dat ik toch weer lekker alleen kan zijn. Niemand hoort hoe ik hardop lach om zwaar verouderde maar heerlijke columns uit nrc.next, en niemand hoort mij naar adem happen met twee verstopte neusgaten. Als er een open mond voor mij staat, hoef ik er alleen maar iets in te werpen. Dus tover ik wat uit mijn eetvoorraad, van een bruine boterham met ei tot een spectaculaire mandarijn. Doe eens wild. Eindeloos plezier.
Of nee toch niet. Want sinds mijn flesje water van de mcDonald’s is afgewezen (‘Als u het nu van de tafel haalt doe ik alsof ik niets heb gezien.’) durf ik de Kitkats en bammetjes pasta alleen nog in de wc uit te delen, met de deur op slot. Of onder de tafel: kauwen met je hoofd in de tas.
Onbevangen pel ik nog wel de 27 mandarijntjes, totdat ik naast de snoep automaat – tijdens het halen van de zwaar overgewaardeerde ranja – een klein kistje fruit ontwaar. Nog vol uiteraard, niemand betaalt een totale netprijs voor één van die verschrompelde vitamine-bolletjes, maar toch: mijn gezonde bring your own is bij dezen ook verboden. Snel prop ik de opvallend oranje schilletjes in de prullenbak en hoop dat de bullebakken net zoveel snot in hun neus hebben als ik.
In elk vriendelijk glimlachende medewerker zie ik echter röntgenogen. Zwetend schuif ik mijn tas steeds verder onder de neergesmeten kleren en ben ik tenslotte zover dat ik de hongerlapjes een ijsje laat halen. Van 50 cent. Hooguit.
Afpersers zijn het. Zo´n voedingsterreur brengt het slechtste in mij naar boven. Als de aardig ogende opa naast ons zijn kleinzoon een fijne Wicky voorhoudt, spied ik heimelijk rond in de hoop zo’n voedselspion te traceren en wellicht zelfs te attenderen op deze doodzonde. Oh nee, ik wil dat ongemakkelijke moment niet weer meemaken, denkend aan het sfeerverpestende gesprek even eerder, achter mij. De meegebrachte saucijzenbroodjes konden echt niet, en beleefdheden blijkbaar ook niet. Aanval leidde tot tegenaanval en ik wilde bij mijn mandarijntjes in de tas kruipen, of in mijn verstopte neus, onzichtbaar voor de eet-goedkoop-gestapo.
Weg plezier, weg onschuld, weg geld.
Ik zeg: laten we het gezellig houden. Betalen om binnen te komen, fine. Vrije voedselzone, hoera! Niet? Dan vrije speelzone en cashen bij de voedselbalie. Volgens mij gaat dan het dak er af en dat zou iedereen wat lucht geven. Weg stress.
Zo, op welke bladzijde was ik ook alweer gebleven?