Positiespel

Kijk het zit zo:

De oudste gaat dood. ‘Hup, naar school.’

Over de middelste: ‘Geen idee of hij wel of niet naar school gaat.’

De jongste heeft een snottebel: ‘Ach lieverdje, blijf maar lekker thuis!’

Je hoeft niet te raden wie deze perceptie van de werkelijkheid luidkeels staat te verkondigen.

Het effect van geboortevolgorde op persoonlijkheid bestaat niet, is uit twee studies bewezen. Toch lijkt het uit te maken of je de eerste bewoner van het steriele wiegje was, of dat je een al stukgewassen rompertje kreeg aan gefrommeld.

Ook in mijn ouderlijk gezin is er een oudste en een jongste, en zijn er meerdere middelsten. De één worstelt meer met zijn of haar positie dan de ander. Zelf ben ik nummer vijf in die rij van zes. Voor mij betekent het bijvoorbeeld dat ik liefst ergens het mee hobbelende vijfde wiel aan de wagen ben, terwijl ik soms juist op de bok moet zitten. Heel onhandig.

Ook al kenden we de risico’s goed, toch gebeurt het in ons eigen liefdesnestje gewoon onder onze handen: nummer één is het proefkonijn, twee de bemiddelaar en drie komt nauwelijks aan de beurt in het luide groepsgesprek aan tafel. Dat laatste ligt niet alleen aan zijn nog niet-bebaarde stem, maar ook aan zijn desinteresse in de Champions Leage, en  aan hun desinteresse in natuurkunde, volleybal, defensie, geschiedenis… En zijn grapjes zijn blijkbaar ook nooit leuk.

Voordelen van de jongste-zijn worden door de voorgangers aangegrepen voor de aanval. Nummer één kreeg z’n mobiel ergens in groep acht en is volgens zijn nog steeds niet waarheidsgetrouwe perceptie net verlost van schermtijdbegrenzing. Nummer drie zat nog in groep zeven toen de mobiel van oma al zijn kant op schoof, en ik weet niet zeker of hij het woord schermtijd überhaupt kent. Dat hij zijn mobiel nu al als wekker mag gebruiken en dus mee mag nemen naar boven is een grote faal. Dit alles wordt hem dagelijks keihard voor de voeten geworpen. Hij geniet van zijn privileges maar maakt zo geen vrienden.

En dan die bemoeiende en vermoeiende broers die zich zijn vader wanen.

‘Stop eens met zingen!’

‘Ruim jij ook je handdoek op?!’

‘Waarom eet jij alweer chips?’

De minder vleiende en dus zeker niet helpende toevoegingen laat ik hier maar achterwege.

Als ik zelf boven het gevader uit probeer te komen met: ‘Dat is niet jouw taak, ik ben daar mee bezig!’ wordt het geheel pas echt onverkwikkelijk. Hun laatste woord: ‘Nou dat helpt anders ook niks!’ is de doodsteek voor elke poging om het samenzijn nog tot een gezellig einde te brengen.

Onze samensmelting heeft drie totaal verschillende mixjes opgeleverd en dat de baar volgorde ook nog eens invloed heeft blijkt in onze praktijk toch bewezen. Nummer één laat dus duidelijk horen dat hij op alle fronten benadeeld is en voorlopig hebben die klaagzangen nog geen heling gebracht want hij tettert nog even door. Nummer twee heeft zich gelukkig al vrij vroeg uit zijn bemiddelaarsrol geworsteld maar dat pakt voor nummer drie dus wat minder gunstig uit: die krijgt gewoon alle klappen, zowel fysiek als verbaal. Dat het karakter van nummer twee hem toch vaak laat meebewegen zal ook zeker voer voor psychologen zijn. Zo lijkt het erop dat er voor alle drie naast het spaarpotje ‘studie’ ook nog een  potje ‘therapie’ apart gezet zal moeten worden.

Moraal van het verhaal: pubers hebben niet altijd een surrealistisch beeld van de werkelijkheid. Toch is het niet serieus nemen van de aanwezigheid van dat beeld misschien wel de grootste faal.

Permanent link to this article: http://www.leeslinda.nl/?p=1830

Wanneer word jíj 50?

Ik neem aan dat deze vraag puur en alleen (en nergens anders) op gebaseerd is dan op de aanwezigheid van Abraham aan mijn zijde. Abraham heeft een Sara nodig. Dus hup, wanneer komt ze?

Óf … de botte bezoeker probeerde eigenlijk gewoon beleefd een praatje aan te knopen en had niets anders in de aanbieding. Óf hij had werkelijk geen idee van zowel de onnozelheid als de gevoeligheid van deze kwestie… Ik probeer nog een spoor van ongeloof te ontdekken in zijn vraag, maar tevergeefs. Dus wrijf ik mijn geringe rimpeltjes glad, leg mijn vingers subtiel tegen mijn onderkin en trek mijn belly nog een beetje verder in. Wat niet lukt. Jaja, morgen ga ik weer rennen en zwemmen en geen taart eten. Het frivole knotje op mijn hoofd voelt opeens als een sneue denial-dot.

Die 50 is afgelopen weekend toch een stukje dichterbij gekomen dan ik wenste. Mijn bejaarde wederhelft heb ik een jaar lang uitbundig bemoedigd over zijn toenemende en aantrekkelijke grijsheid met bijbehorende wijsheid. Dit alles geldt omgekeerd evenredig voor mijn eigen klimmen der jaren. Grijze baard wordt niet gewaardeerd, en de enkele overgeblevenen hersencellen – die niet zijn weg geperst – kunnen alle data nauwelijks nog aan. Alles wordt minder, behalve daar waar je dat zo graag had gezien…

Wanneer word jij 50?

Nou, ik heb het geluk dat ik nog even tijd heb voor de mentale voorbereiding.

Nee. Allemaal onzin wat hierboven staat. Stiekem wel waar, maar hoe betrekkelijk.

Ik heb geluk als ik 50 mág worden! Twee vrouwen – bekenden van bekenden – hebben deze week de 50 niet gehaald, door die K-ziekte. Wat een drama voor iedereen die hen liefhad. Te vroeg. Te zwaar. Geen persoonlijk verdriet voor mij. Wel het pijnlijke besef dat het leven eindig is, en gevierd moet worden. Met vlag en rimpel. Vanuit dat besef blijf ik mijn rondjes rennen, in blije gezondheid, en kijk ik ernaar uit om – ooit –  50 te worden. En 60. En 70. Als het mag.

Met een fier knotje op m’n kop als het moet.

Permanent link to this article: http://www.leeslinda.nl/?p=1800